top of page

MONADE

TEKST VAN Jozef Estes

Oh gioia! Oh ineffabile allegrezza!

oh vita intègra d'amore et di pace
oh sanza brama sicura richezza! *

D.A.

 

Vreemd. Die twee lijken een vaste stek op te eisen in mijn leven. En ze doen er in het geheel geen moeite voor, het interesseert hen niet. Voor mij hoeft het evenmin, mijn leven is rijk genoeg zo. Het vreemde is dat zowel hij als zij eenzelfde verstandloze houding aannemen tegenover mij. We houden alle drie van vechten, tango, en kaarslicht – alsof dat voldoende zou zijn om onze hersenen te kraken... Hij leerde het op straat, zij van Pablo Veron (de Parijse ster-Argentijn) en ik placht vuurstenen te verzamelen. Een afwijking is soms een goeie reden om voor te leven. Lier, Charleroi, Saint-Gilles. Vertrekpunten van onzekere reiswegen, geboorteplaatsen van wonderlijk leven. De plaats die we innemen in mekaars bestaan heeft niet zoveel te maken met fysiek ontmoeten, weinig met vriendschap, niets met sentiment. Ze situeert zich vermoedelijk in ons hart, een ruimte waar zuurstof, bloed en vlees lustig samenspannen tegen het sterven, wie zou het een mens kwalijk nemen? De assemblage van drie levende geraamten laat misschien ook sporen na in onze ziel, waar de tijd openlijk in kennis wordt gesteld van het concept ‘onbruik’. Onmiddellijke opzegging. Nieuwe tijden, nieuwe heersers. Met de tijd meegaan is achterlijk, dat is de mantra die hier weerklinkt. Maar waarschijnlijk hangt het gevoel dat wij delen alleen maar in de lucht. Je kunt er aan denken, er naar wijzen, je kunt het verwensen of trachten te begrijpen, doen alsof het er niet is, of het simpel houden. Een entente laat zich geen wil opleggen. Le cœur a ses raisons, que la raison ne connaît pas.

 

De tango op een professioneel niveau onttrekt zich zeker niet aan de wetten van vraag en aanbod, en gaat gepaard met een myriade van intermenselijke codes, maar bij Maryline en Vincent voel je om te beginnen geen enkele aanspraak op autoriteit. Tango lijkt voor hen niet belangrijker dan een kop bancha of Douwe Egberts bij een babbel, een fles bordeaux of een bak Jupiler onder vrienden, maar als je die heerlijke Argentijnse folie toch wil leren temmen of doen ontbranden, dan kunnen zij je wel een idee of twee aan de hand doen. Niet dat zij nederigheid cultiveren, integendeel, de diepgang en de scherpte in hun dans heeft mogelijk zelfs luchtigheid als fundament. Vrijheid van lachen en bewegen zonder pedagogisch grijnsgedrag. Voor zover ik weet heeft zij noch hij iets tegen geld – groter onbenul zou niet bestaan – maar zelfs al weet je dat Vincent het lesgeld opspaart voor het zich eigen maken van een Mercedes Coupé of een kasteel in een of ander arendsnest van de Pyreneeën, nooit zul je ruiken of het hem te doen is om de speelgoedversie van zoveel paardenkracht of de daadwerkelijke verovering van het hooggebergte. En als ik het goed heb bezit ook Maryline die kunde tot erkennen dat het leven een spel is van mogelijkheden. Een divertimento volgens de regels van het hart. Moed, inzicht, humor, kracht, finesse, openheid, lenigheid, intellect, zo spreek ik over ‘die twee’ – niemand heeft me nochtans wat gevraagd.

 

Iets anders wat opvalt is hun onpeilbaar niveau van oordelen of het voorspel daarvan. Jazeker, ik breng verslag uit over twee verschillende mensen, twee verschillende geslachten, twee werelden. En zéér toevallig vormen ze een tangokoppel, een duo waarin ik (noem mij gerust een derde wereld, porque no) convergerende punten ontwaar. Waar waren we? Vooroordelen. Ik geloof dat ze beiden over een heel arsenaal beschikken, want ze wijken er onveranderlijk van af. Keer op keer verbluffen ze mij in woord en daad met een standvastige verscheidenheid van meningen, invalshoeken, lichtflitsen, liefdesuitvallen. Een onbedacht en voortdurend verzet tegen vooringenomenheid. Het lot van zo’n mensen is dat ze een bron van plezier en inspiratie worden, daarin zijn ze anders dan wat de tijd voorschrijft. Daarin prikkelen ze mij en heel hun omgeving, want de tijd (die van de economie) draagt ons op om te kijken naar genot en om te zien hoe anderen kijken naar genietende kijkers, en hoe we samen genieten van onze kijklust. Ieder met eigen lijf en leden aan de tango dan maar? Bof... Laat ieder.

 

Teevee mag aan vandaag. Een ouwe Japanner van het merk Sanyo, met full contact-bediening en lichte sneeuwval, een beeldenbak van een Argentijnse vriend die hier logeert. Door die ouwe buis lopen jongetjes uit Frankrijk en Uruguay te koop met voetbalvernuft. Voor mijn part mag Uruguay winnen, dan is de barman in de nieuwe tangotempel straks goed gemutst... Brussel, Matonge. Een café met een verrassing. Een toog, tafels, stoelen, en iets dieper in de plaats een open gordijn. Wat na dat gastvrij gordijn onmiddellijk opvalt: kleuren! Vergeef me mijn onhandigheid ermee (’t is

aangeboren); ik denk dat die mooie effen vloer de kleur draagt van volmaakt bleke planken die een ferm eind opgeschoven zijn naar Afrika. Onder zwarten voelt amper een enkeling zich aangetrokken tot tango, maar vandaag is het hier in Brussels Congo dat we hem dansen, die betoverende outlaw van de vlakke piste. Muren, doeken, sluiers, spots, black light – ik zie smaragd, kobalt, karmijn, en tenslotte banaal oranjegeel om dit surreëel decor nog even op de begane grond te houen. Schoenen aan, longen in rust, de les begint. Ook al is lang voor we het vertrek betraden een tijdstip afgesproken om deze fysieke lezing te laten beginnen, toch ‘gebeurt’ dat aanvangsmoment altijd meer dan dat het vocaal geformuleerd wordt... Het dansen draait vandaag om des altérations. Wat dat precies inhoudt mag u eens aan een specialist vragen, voor mij betekent het gewoon een zoveelste mooi bewegingspatroon dat door mijn harde schijf slechts schoorvoetend wordt aangenomen – helaas – ik speel wat tango aangaat in derde of tweede provinciale. Maryline en Vincent daarentegen hebben hun intrek genomen in de Champions League.

 

De aanwezige koppels geven stuk voor stuk een interpretatie ten beste van twee lichamen in een esthetisch en vooral een kinetisch verantwoorde wenteling die even voordien door de juf en de meester werd geëtaleerd. De les wordt een zoektocht of een vindtocht naar een juiste afstemming van maten en gewichten, een constante bevraging van onze beenderen en ons zwaartepunt, dat niet ophoudt met het bespotten van ons intellectueel gewicht, opdat we ooit samen zouden dansen op een onneembare vesting van lichtheid. Nee, men komt er niet vanaf met een verlangend schuifelen naar rechts, links, achteruit en een strakke grootbollige blik in malkanders ogen. Het is eerder een onafgebroken bilaterale romance tussen twee ribgewelven in beweging. Twee harten die mekaar ontmoeten in vier tijden. Het is mij niet altijd duidelijk waarmee nu eens Vincent en dan weer Maryline zo feestelijk lachen, maar het werkt wel heilzaam bij de verleiding tot ernst en belangrijkheid die de tango kan meebrengen. Er is een duidelijk verschil, voelbaar verschil tussen ernst en gedrevenheid. Op de gezichten kun je het ene lezen als bedenkelijkheid, het andere als aandacht voor wat ons beweegt. Plezier op de loer. En de les eindigt nooit. De figuur die we stap voor stap ontdekken is niet meer dan een sierlijk vehikel dat ons desgewenst dichter bij een eigen dans brengt, dichter bij onszelf misschien, bij ’t kunnen doen wat we willen, een improvisatie van vier minuten geluk bij voorbeeld. Of een weergave van gedeelde woede, verstilde furie, ingetogen razernij. Adem die loskomt. Hemel en aarde van hun stuk gebracht. Een zucht van welbehagen en een eerherstel van lichaamswarmte. Maar wie zijn eigenlijk de twee personages die ons in die bekoring leiden?

 

Vincent Morelle. Geboren op 27 juni 1971. Draagt vandaag de familienaam van zijn moeder. Hem in feiten en uiterlijkheden beschrijven is het makkelijkst en het minst interessant. Zo noemen sommigen hem een hartenbreker, een ploert, een dronkaard, een verloren ziel. In die slordig bedekte termen wordt bedoeld dat hij een slecht mens is. De moraal van dat soort taxaties is dat criticasters bijna altijd spreken uit naam van een zeer concrete, persoonlijke frustratie. Zonder meer. Maar hoe definieer je dan het flamberende gedeelte van deze onvergelijkelijke, tweehoofdige Argentijnse plat de résistance? Vincent volgens ik? De adrenaline die zijn meester gevonden heeft in een lichaam, een straatjongen met een dynamische visie op het leven. Nooit, tot nu, heb ik een mens horen zeggen dat zijn dans hem (of haar!) koud laat. Zowel een geladen voorbereiding als bliksems van bewegingen beheersen zijn tango. Zowel Eros als Thanatos zijn bij hem over de vloer geweest. Heel zijn lichaam houdt van het spelletje, hij weet wat verleiden is en doet er zijn voordeel mee, hij proeft graag en zonder schroom van de overwinning. Een vrijbuiter die grossiert in klasse. Ik heb het al eens zien gebeuren dat waarachtig slechte mensen Vincent meelokten naar een café en hem daar bier voerden, helemaal tot aan de wartaalgrens, op den duur slaagden die snoodaards er zelfs in om de bekentenis van hem af te troggelen, uit zijn eigen mond, dat hij un gagnant is. Terwijl die woorden al lang overbodig zijn, ‘winnaar’ is overigens een understatement. Maar goed, als hij zich nooit zou laten vangen hadden we vermoedelijk met iemand anders te maken, met iemand die zich arrivé waant misschien – god hoede me voor zulke vrienden. Zelf zou ik hem omschrijven als een philosophe en action, of een dichter die z’n hel en z’n vagevuur trotseert. Ik weet niet of hij in zijn relaties met vrouwelijke mensen al de Grote Harmonie gevonden heeft (van buitenaf lijken zijn amoureuze avonturen soms een aaneenschakeling van interbellums en verbrekingen van wapenstilstanden) maar hij leeft zijn leven

met verve en vrolijkheid, dat zijn eigenschappen waarvoor zelfs Het Geluk geregeld plat gaat. Vincent beoordeeld, tenslotte, door Spinoza: ‘Wiens lichaam het overgrote deel der daden aankan, diens geest is voor het overgrote deel eeuwig.’

 

Maryline Lefor. Ook zij heeft haar familienaam gewijzigd. Toen ze geboren werd, op 5 februari 1970, hing er een t aan vast. Ook zij geeft haar leven een bestemming die nooit blijft kleven aan de invloed van de welgemeende ijverigheid in de maatschappij. L’enfer est pavé de bonnes intentions. Niets lijkt verder van haar te staan dan Hoe Men Moet Leven, zij is denkelijk de CEO van een eigen universum, zonder daarom ook maar enige wereldvreemdheid te onderhouden. Ik geloof dat ze wel weetgierig is, dat ze het observeren van mensen en het inzien van dingen best vermakelijk vindt, al ligt ze op dat terrein sowieso een lengte voor op de meeste andere bewoners van ons zonnestelsel. Vooral in een fysieke nabijheid, wanneer je met haar danst bij voorbeeld, voel je dat geheimen ongeveer onbestaande zijn, dat ze zonder ogen dwars door je heen kijkt, dat alles altijd en overal open is – misschien voelen tangueras hetzelfde aan bij Vincent? Hoe je aan dat soort verstand raakt is me onduidelijk. Zou zij andere dingen eten dan wij? Is het de geest van de tai chi? Verandert zij ’s nachts, na tango-uren, in een entiteit uit het rijk van de Minoërs of dat van Atlantis? Ach, misschien doet ze eenvoudig waarvoor ze gemaakt is, dat is een hele verwezenlijking... Maryline bezit de virtuositeit van water, de rust van een dode Chinees, en de precisie van de samoerai. Geen idee welke vechtkunst ze juist beoefent, maar haar leraar (een gele Vietnam-veteraan meen ik) moet wel een vinnig baasje zijn... Het kan, dat er al eeuwen een vulkaan in haar huist – Vincent als danspartner kiezen vraagt wel een tikkeltje onverschrokkenheid – maar in de omgang is Maryline de minzaamheid zelve. Zeer wakker, zeer opmerkzaam, nooit opdringerig. Heidegger over haar: ‘De heldere vrolijkheid, zij die weet, is een deur die uitziet op het eeuwige. Haar vleugels draaien op hengsels die ooit door een kundige smid werden gesmeed uit de raadselen van het bestaan.’

 

Het is geen gehuurd domein met een luxueuze kast die een welgestelde eigenaar in staat stelt om een ferme duit te verdienen met het uitlenen van slaapvertrekken, nee, dit is het landgoed van de familie van een tangoliefhebber en vriend van Hen. Dit buitenverblijf lijkt op een privé-natuurreservaat met een breed huis en hoge ruimten waarin kristallen luchters en gesteven dienstboden niet zouden misstaan. Wanneer je de trappen aan de voorgevel neerdaalt en verder gaat door het gras, tweehonderd meter, loop je recht in het meer. Zalig, het klateren van woorden over water. Een kabbelend oppervlak waarop het lachen helder galmt vanuit een roeiboot. Spanen om het water te laten proeven van mens en plezier - een herinnering. Even naar het eilandje om te stoeien en gek te doen, het is vrijdag, er drijven ankers in de baai. Nog eens tweehonderd meter van hier ligt een houten danspiste pal op Vlaamse grond, en erboven hangt een fraaie constructie van zeilen die wind en regen gedogen. Hier wordt gedanst tussen de aanblikken van wijd water, goedhartige bomen en ginds hogerop in de verte feestelijk licht dat onbekrompen ramen vult en het landhuis een nobele, klare charme geeft. Een aantal mensen (Zwitsers, Belgen, Italianen, Nederlanders, Fransen, misschien nog anderen) slapen binnen in het bekoorlijke pand, anderen laten de nacht komen in tenten en de wacht optrekken door een maan...

 

Zaterdag. De lessen starten rond de noen. Lefor (zo noemt hij haar wel eens) en Vincent zijn er klaar voor. Hun kracht is hun ongedwongenheid.
‘Slap!’ hoor ik van een andere stem in mezelf.
Opnieuw dan. Hun kracht is hun welwillende spot, hun joviale stroomstoten zijn hun handelsmerk. ‘Pover.’

Hun wapen is talent in een alliage met bloed dat jaagt op hersenen.

‘Ach, woorden...’

De les is simpel, eenduidig, dynamisch, complex, vaststaand, uitdagend, nodigt uit tot componeren. Tot een minimum aan verleiden en een maximum aan geneugte. Wetenschap met een glimlach maar wetenschap. Verbroedering van knoken en cellen, verbastering van theorie en kunstmatigheid. Een afrekening met gedeponeerde, gesofisticeerde, geconstipeerde wijsheid. Want het zijn stumperige machten die we beheersen. De keizers en de koningen en de lijfeigenen van de verpakking zijn we

geworden. En daarom maak ik stomweg heibel en kouwe drukte over een banale, onbeschaafde tangoles. In de eerste plaats omdat er nooit balatum over de tangovloer wordt gegoten en in de tweede plaats, identiek aan de eerste, omdat er niks te verbergen valt. Elke verpakking is in wezen onzin, prietpraat van geboren enkelingen die in besloten kring vergaderen over hun ledigheid. Het is al panache zonder gevaar, zonder moed, zonder hart. En hier naast het meer, onder eikenloof in een laar temidden van struikgewas, hier in het lommer van onze verschaving is het vege lijf ‘de enige instantie in ons die niet liegt’.

 

De les duurt opnieuw lang en gaat snel voorbij, duurt zolang de voorraad energie van de studenten strekt, het is een kennismaking met high tech die zelfingenomenheid afstompt. Je betaalt dus voor iets wat bij momenten best vermoeiend kan zijn – het ontmantelen van je gewoontetics in het bewegen, een onschadelijk maken van je ego eigenlijk. Na riant twee uur en ettelijke reprises van standpunten besluit Maryline met een zacht ils sont tous fatigués, Vincent... En enkele uren later staan ze er weer om nog eens een variant van de waarheid te suggereren, nog eens een illustratie van schijn en glorie. Een demonstratie met twee andere koppels aan hun zijde. Oliver en Marisa (een combine tussen Nederland, Italië en Duitsland) en nog een ander mooi koppel van hetwelk ik me de namen niet herinner, dit is per slot van rekening geen advertentieruimte. Een choreografie van de bovenste plank, een beproeving voor het oog. Snel, doortastend, wisselende benen armen en partners, gemeend bedreven flitsend spektakel... Al dat gezegd zijnde kan ook nog worden gezegd dat de soirée voor les danseurs moyens heerlijk was, er bestaat geen dansverbod voor stervelingen. We werden overigens begeleid door een vindingrijk combo uit Berlijn, Pantango, vier Argentijnen met flair. Jazz. Soul. Blues bijna. Tango in bijzondere kleuren. Tot laat. En in sommige kwartieren van het heelal werd de nacht vermoord, na tango-uren, met een teder kruisverhoor tussen menselijke lenden en pupillen, of anderszins.

 

Begin juli. Een beter moment om in het station verre inlichtingen te bekomen bestaat niet. Gelukkig heb ik een reisroman mee, zo wordt zelfs Wachtzone B in Brussel-Zuid een genietbare belevenis. Nu en dan keer ik helemaal vanuit America’s backroads best seller (de bijna onverharde route van Least Heat Moon) terug naar het oplichten van wachtcijfers in rood neon. Nog negentien mensen en ik zal mijn leestocht langs trage wegen en dwars door het leven van de gewone Amerikaanse man moeten onderbreken... Ik mag mee naar een weekendstage met Vincent en Maryline, als reporter. Uit de bestemmingen Amsterdam, Stuttgart, Zweden en Sicilië heb ik gekozen voor de stad in zuidelijk Duitsland. Het lijkt me wel wat om eens een duik te nemen – mijn vuurdoop - in het tangocircuit van onze oosterburen. Een korte tweespraak aan de infobalie leert me dat Brussel-Stuttgart zeven uren reizen is en vergeleken met wagenverkeer veel te duur in geld. Dezelfde dag nog loop ik Vincent tegen het lijf. Hij stelt voor om een huurauto in drie te doen, en zo zal geschieden. Ik ben meteen ook tot chauffeur benoemd, mijn kompanen laten zich gewillig vervoeren.

 

Even kijken naar de flyer die hun Duitse kennissen samengesteld hebben. Een foto met een mooie dansverstilling in het charmante decor van het ter ziele gegane ‘L’Argonne’ aan het Zuidstation. Daarnaast een reclameboodschap. Respectvolle lokwoorden. Verder staat te lezen dat de lessen in groep 1 zullen handelen omtrent creativiteit en veelvoud van passen, terwijl in groep 2 wordt uitgezocht waar het geheim ligt van de ‘uitdrukking in de dans’ – en terzijde zullen de twee Brusselaars ook even het mysterie der ‘elegantie’ omzetten in een salonfähige gebruiksaanwijzing. Over dat laatste thema wordt onderweg in de auto lichtjes gesmaald – het onderwerp werd aangebracht door het Duitse gastpaar – wat is elegantie? En gesteld dat het in je lijf zit, hoe breng je het over op andere danswezens? Later zal ik van onze gastheer Winnfried vernemen dat de Stuttgartenaren nogal gericht zijn op het dansen van de combinaties die ze keurig ingestudeerd hebben, uitdrukking en elegantie te berde brengen lijkt minder en minder een lachwekkend initiatief, meer en meer een aanslag op dansroutine, en minstens een zegenrijke helletocht voor standaarddansers. Een ras waartoe ook wij Belgen doorgaans behoren, samen met de Duitsers en de Hollanders en de Fransen, om maar enkele zogenaamde nationaliteiten te noemen.

 

We komen aan in Stuttgart, een vrij groene stad. Hoge bierglazen. Straks, binnen twee uur, is er al een les. Het is vrijdagavond, de onzin in de lucht is niet te harden, de vrolijkheid slaat flink toe – een neveneffect misschien van 600 kilometer in een tropisch voertuig... Winnfried en Bettina (de voltalligheid van ons gastkoppel) blijken onmetelijk sympathieke Duitsers te zijn, onze vrolijkheid dreigt om te slaan in euforie. On va s’amuser ici, laat Vincent zich terloops ontvallen. Ikzelf werd eigenlijk helemaal niet verwacht, ik laat me welwillend introduceren als de chauffeur van de maestros, een anonieme rol die ik met genoegen opneem... De les. Wat ik ervan onthoud – als toeschouwer – is voornamelijk de grote aandacht die heerste, maar helemaal op de voorgrond deze opname. Een niet al te grote, grijzende man, met het haar in een staart, smaakvol gekleed. Een voorkomende, eerder lenige, volwassen vent. Hij probeert een figuur uit met Maryline, ik zit toevallig op een meter of drie van hun beweging. En hun gezichten... Vanaf het moment dat die man (Werner zal hij heten) in aanraking komt met Maryline, zie ik meteen zijn ogen veranderen, zijn pupillen, het hart van zijn Ausdruck. Zozeer geraakt door het fijnbesnaarde aanvoelen, die bijna onwezenlijke precisie van Maryline, dat zijn oogleden in een snel tempo open en dicht bewegen, als om tranen te begrijpen.

 

Einde van de les, begin van de avond. Winnfried neemt ons mee naar een milonga, een tangosalon waar niet beklemmend veel volk is. Een optreden van Zuid-Amerikaanse vingers rondom een gitaar, enkele dansen, en we tijgen huiswaarts. Onze Duitse vrienden zijn beiden binnenhuisarchitecten van beroep, op de bank die mij wordt toegewezen voel ik me pakweg als de keizer van Japan, mijn slaap weze vruchtbaar... Zeshonderd uren later hoor ik koffieslierten opduiken en zie de geur van papajasap. Fijne vleeswaren, exquise kazen, jam van zelfgekweekte vruchten, brood om in te bijten en zilveren lepeltjes om de suiker te doen smelten. Versterking voor een lange dag. 6.7.2002. Tangofest mit Show + Orchester ‘Puro Apronte’, niet het eerste het beste draaiorgel... We have invited only the best, glundert Winnfried. Een avond met een kleine honderd genodigden en twee Belgen om de show te stelen. Maar eerst zijn er nog de lessen. Deze keer ben ook ik aan het feest. Ene Maria wil dansen, en heeft nog geen Jozef. Ik schat dat ze al een goeie kwarteeuw bestaat, en kom te weten dat ze beroepsgewijs een team van programmeurs in het gelid houdt, maar dat is van geen tel, onze samenwerking verloopt prima. Ze stelt enkele vragen aan Vincent, die hij beantwoordt met zijn lijf en het hare, amper enkele richtlijnen in woorden. Na drie zulke tussenkomsten lijkt het of ik met een vrouw dans (het meisje heeft haar biezen gepakt) - wat heeft die sensuele duivel met haar gedaan? Niet haar leven veranderd, maar haar wel klaar en blijkelijk op het idee gebracht dat ze haar potentieel van aantrekkelijk stuk mag laten stromen, en wel vandaag! Waar haalt zij plots die snelheid en dynamiek vandaan? En hoe slaagt ze er in om in die nieuwe gedaante geen extatische bluf aan de dag te leggen? Vincent glimlacht...

 

Aangenaam verbijsterd verlaat ik nadien de danszaal, we gaan thuis een reuzenpizza aansnijden. En de avond. Lefor houdt een late siësta. El Bandido verveelt zich. In een rij van zeven reciteert hij het zinnetje le calme est la vertu des forts... Dan ontwaart hij de piano, snuistert in de partituren en haalt een flard op van de muzikale ervaring die hij als zevenjarige had. Zijn familie was van adel, hoor ik, en tot die prille leeftijd van zeven verdroeg hij de artistieke dwangneurose van de zijnen... De klok loopt naar negen, tijd voor een moment van voorbereiding. Het bijzondere is dat het elke keer een demonstratie is van wie zij zijn. Hoe briljant het spektakel ook is, het is nooit een Amerikaanse vertoning, en niet noodzakelijk een gesublimeerde Argentijnse kwelling. Je ziet een Brusselaar die vreemdgaat met het verre oosten, en een Brusselse die een messenvechter uit Buenos Aires om haar vinger windt... Hier in de living van Bettina en Winnfried gaat het er evenwel nog luchtig aan toe. Lieflijke plagerijen, enkele passen, en weerom weinig woorden zullen volstaan. De Volkswagen staat klaar, we duiken de stad in... Charmant café, tafels aan de kant geschoven. Peter Reil (bandoneon) en Robert Schmidt (piano) vullen de ruimte met aandrang. Een heftig stuwen van kunde en klasse. Je voelt het vlees hier leven, het bloed stromen, harten ronddraaien en gedachten in damp opgaan. Een gezamenlijk vermoeden van opwinding en bescheiden dansgeluk doet de ronde. Nog enkele strofen, een refrein of drie nog, en het is aan de sterren uit België...

 

Driemaal dansen ze. Eén keer in een improvisatie met het orkest, en dan de door hen gekozen stukken. Oblivión. Astor Piazzolla. Vergetelheid. Een traag, slepend, beklijvend lied – zonder woorden. Maryline is volledig in handen van Vincent, en hij kan alleen maar liefhebben. Alleen maar vergeten en de viool laten vertellen wat hij weet. De piano laten begeleiden en zeggen dat het gewoon de stroom van het leven was, de absolute noodzaak van de zonde. Laat de rivier kabbelen, vechten, winnen, draaien, keren, uitmonden in de oceaan. Dat is waar we (nu) staan, waar de rivier zich gaat moeien met het bestaan van de oceaan. Een bronriviertje, sprankelend bedwelmd, met een grote verleden tijd die vreugdevol sterft op het strand... Alle pijn mag weg. De muziek deint uit en ik kom terug naar de aarde. Wakker worden. Het is tenslotte ook niet meer dan de onsterfelijkheid van de ziel die hier wordt uitgebeeld, ha! Het tweede muziekje laat een seconde op zich wachten, mijn oog valt op een kaars, in de bodem ervan, waar de wiek gaat bedaren, er heerst daar een heldere stilte. Het is een bad waar vuur en vloeistof het eens zijn over hun lot... Osvaldo Pugliese kondigt zich aan. Pata Ancha. Wijde benen. Maryline draagt inderdaad een rok met benen, tot hoog voorbij de knieën. En blozende rode bloemen op een diepzwarte stof. Vincent is gekleed in een zwart kostuum, het lijkt alsof het het eerste kostuum van zijn leven is, hij zou kunnen gekomen zijn om de keet op zijn kop te zetten, en hij doet het. Pugliese met zijn felle uithalen is medeplichtig. In deze tango kun je het lichaam van Vincent aanschouwen als een soepele machete die door hemzelf (zijn brein? zijn geest? zijn onweten?) wordt gehanteerd als een scalpel, hij weet perfect waar hij hakt. Osvaldo van zijn kant zalft nu even, zo te zien heeft Maryline met brio alle uitvallen weerstaan: de scherpte van het mes, en ook de reële dreiging van waanzin, geweerschoten en buskruit – met een opmerkelijke, heerlijke losheid heeft ze weerstand geboden aan elke aanval. Het is een superieure, zorgzame, liefdevolle glimlach die daarover spreekt. Alle spijt wordt hier meedogenloos afgemaakt, de genade is heer en meester over de situatie, over het leven... Ik was weer even vergeten waar ik was, tot Vincent en Maryline vlak voor mijn voeten en in het midden van mijn oog komen dansen...

 

‘De betovering die voor ons strijdt, het oog van Venus dat zelfs onze vijanden blind en willoos maakt,dat is de magie van het uiterste, de verleiding die uitgaat van al wat buitengewoon is : wij, immoralisten, wij zijn de uitersten...’ (Nietzsche)

 

Zondag. Nog eens twee lessen van enkele uren. De Belgen stralen. Het wordt een namiddag van hoge glazen en Duitsen die ons bijbrengen hoe men met Sekt Suprême en de juiste oogopslag elegante kling!geluiden veroorzaakt. Een warm afscheid van Stuttgart. Voorlopig. Uiteraard, ook vanavond is er nog ergens een milonga, en niet om het even waar... De Volkswagen draait naar wegen in heuvelachtige oorden die bezaaid zijn met cipressen, een geslacht van altijd groene bomen. We rijden recht naar een nest van de Argentijnse gemeenschap alhier. Een mengeling van boomhut, parochiezaal, oud-communisme, antiglobalisme, een ijveren naar levenslust. Een bebaard mannetje uit het Amerikaanse feuilleton Twin Peaks is er koning. Hij bedisselt in de keuken deals met overzeese sterren in wording. Een immersie in de Argentijnse underground op Europese bodem maken we mee. Hier in de kruin van de Stuttgarter Hügeln huist een eerder klassieke vleugel van de tangobeweging, maar voorzeker wordt ook hier met hartstocht bijgedragen aan la revancha del tango, een onstuitbare opmars van trekzakgeweld en tederheid. Mensen die mekaar aanraken, de dood heeft er een afkeer van.

 

Jozef Estes

Augustus 2002

______________________________________________

* ‘Ô joie! ô ineffable allégresse!
ô vie entière d'amour et de paix!
ô richesse assurée sans convoitise!’

 

Dante Alighieri, La Divine Comédie
(traduction de Jacqueline Risset)

bottom of page